Imad maakt graag tijd vrij voor een afspraak als ik hem bel. Ik ontmoet hem in De Poelenburcht, zijn voorkomen is netjes; hij waardeert het dat ik naar zijn verhaal wil luisteren. Als ik een foto van hem maak, vraagt hij om die alsjeblieft niet te publiceren. Als hij op beeld komt, wil hij er graag netjes uitzien. ‘Mijn kinderen zeggen altijd: papa, we zijn geen vluchteling meer, we zijn Nederlander’. Graag vertelt hij zijn verhaal.
De familie vluchtte via Griekenland naar Nederland. Kort na aankomst vonden ze onderkomen in Zaandam. Imad woont met zijn vrouw en 3 kinderen van 14, 22 en 24 in Brandaris. Zijn ouders wonen in dezelfde flat. Dat is geen toeval, Imad heeft er alles aan gedaan hen zo dichtbij mogelijk te hebben. ‘Het eerste jaar was zwaar, heel zwaar’, het achter moeten laten van geboortegrond, opnieuw moeten wortelen, de taal niet spreken. Andere Syrische mensen kende hij niet; contact leggen met Nederlandse mensen bleek niet zo makkelijk. Gelukkig was er hulp. ‘Ik wilde zo snel mogelijk Nederlands spreken’ en ‘Toen ik Nederlands kon spreken, werd alles anders’.
Om in contact te komen met andere Syrische mensen en elkaar te kunnen te helpen richtte hij Stichting Mozaïek op. De stichting organiseerde activiteiten in de wijk voor kinderen, families en ouderen, faciliteerde Nederlandse en Arabische taallessen en bood ondersteuning aan nieuwkomers. Omdat de stichting lastig te combineren was met werk, droeg hij deze over.
In Syrië studeerde Imad Business & Office Management in Syrië, hij deed administratief werk. Tegenwoordig werkt hij als roostermaker op de Hogeschool Leiden en bij PostNL. Daarnaast heeft hij een eigen bedrijf in online marketing dat zich in de opstartfase bevindt maar waarmee hij grote plannen heeft; hij wil zijn bedrijf groot maken en heeft targets voor zichzelf gesteld. Hij is dankbaar voor wat hij heeft, maar wenst zijn gezin een betere financiële toekomst.
De vrouw van Imad heeft een cateringbedrijfje en werkt vanuit huis. De thuiswonende kinderen studeren en werken. Imad is gelukkig in Peldersveld. ‘Veiligheid, dat is voor ons goed, dat het hier veilig is’. Dat de wijk zo gemengd is, vindt hij heel bijzonder; hij houdt van de reuring en beweging die de verschillende culturen samen met zich meebrengen. Maar, ‘Te weinig mensen spreken Nederlands, dat is niet goed, dat is jammer’, ‘zo kunnen wij de taal niet goed leren’. Ik complimenteer hem met zijn Nederlands, “Ja, dit is goed voor mij, oefenen’ refereert hij aan ons gesprek. Waar hij zich aan stoort is dat de wijk niet schoon genoeg is. ‘Niemand houdt zich aan de regels’ zegt hij verontwaardigd.